Frank de Reu: ‘In Zeeland vind je elkaar sneller’
De coronaperiode was een harde klap voor de horeca in Zeeland. Ondernemers kregen te maken met sluitingen en regelmatig veranderende regels. Frank de Reu van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Zeeland: “In Zeeland hebben we het geluk dat de Provincie en de Veiligheidsregio geografisch hetzelfde zijn. Dat maakte het overleg veel eenvoudiger.”
Wat was de impact van de coronacrisis op de horeca in Zeeland?
“De coronaperiode betekende voor de horeca gedwongen sluiting, in een aantal blokken. Dat was heel dramatisch. Er ontstonden direct problemen aan de grens met België. Gasten werden tegengehouden, terwijl ze een reservering hadden om bij Sergio Herman te gaan eten. Dat kan natuurlijk niet. De eerste dagen was de communicatie niet goed, daar hebben we veel van geleerd. Het betekende ook dat alle 1400 horecabedrijven in Zeeland creatief moesten nadenken over manieren om nog omzet te behalen. In veel gevallen werd dat een vorm van afhalen, maar zelfs dat was niet altijd mogelijk.”
Wat heeft u ondernomen om de gevolgen zoveel mogelijk tegen te gaan?
“Het belangrijkste was uitzoeken wat de klanten van ons wilden. Dat was onder meer de mogelijkheid om af te halen. Daarvoor moesten ondernemers vaak een hele routing in het bedrijf opzetten binnen de bestaande richtlijnen. Verder hebben we ons best gedaan om inzicht te krijgen in de vaste lasten, met behulp van de HZ en het Kenniscentrum Horeca. Die bleken zo’n 25 procent van de omzet te zijn. Met die cijfers zijn we naar Den Haag gegaan en dat heeft geleid tot een tegemoetkoming in de vaste lasten. Het moeilijkste voor ons waren de ondernemers die bij de steunmaatregelen tussen wal en schip vielen, bijvoorbeeld omdat ze net begonnen waren en nog geen omzetcijfers konden laten zien. Dat hakte er wel in en het voelde niet goed dat we daar weinig aan konden doen. Later zijn er wel nieuwe steunpakketten gekomen, ook voor starters, maar dat was pas in het eerste kwartaal van 2021.”
Welke rol speelde de Provincie Zeeland daarin?
“We hebben in die tijd veel overleg gehad met gedeputeerde Dick van der Velde en met voorzitter Jan Lonink van de Veiligheidsregio. Met name rond de persconferenties keken we naar de consequenties van de maatregelen voor de toeristische industrie en hoe we elkaar daarbij konden helpen. Het was fijn dat we goede afspraken konden maken over de communicatie naar de Belgische en Duitse gasten. De Provincie heeft daarbij geholpen door het aanleveren van teksten en het maken van leaflets. Ook zijn de regels verspreid via de provinciale communicatiekanalen. Die voorlichtende rol was heel belangrijk. Daarnaast heeft de Provincie geholpen in de lobby voor steunmaatregelen. Van der Velde heeft zijn best gedaan om ondernemers te motiveren hun cijfers te delen met het Kenniscentrum en de HZ. Zo konden we als sector laten zien wat de schade was. Wat erg hielp is dat de Provincie Zeeland geografisch overeenkomt met de Veiligheidsregio. Dat maakte de aansturing van alles rondom corona veel eenvoudiger, in tegenstelling tot andere provincies, waar je soms wel zes veiligheidsregio’s hebt. Dat is het geluk van een kleine provincie: je vindt elkaar sneller.”
Wat zijn voor u de belangrijkste lessen uit die zware periode?
“Voor mij is het onbegrijpelijk dat Nederland en België niet tot een eenduidig coronabeleid konden komen. Opeens waren toeristen niet meer welkom en werd de grens zelfs fysiek afgesloten. Een wijze les is dus: laten we dit beter op elkaar afstemmen. In Zeeland weten we elkaar snel te vinden, maar over de grens is dat een stuk moeilijker. Dat vind ik verbazend. We werken al jaren samen, maar tijdens een pandemie valt dat opeens allemaal weg. Binnen Zeeland heeft het voor ons juist opgeleverd dat we nog intensiever samenwerken met andere organisaties. Zo hadden wij voorheen weinig contact met de Recron, maar sinds corona zijn we dichter naar elkaar gegroeid. En de laatste les: als het even kan, overleggen we nu digitaal. Dat is veel efficiënter dan fysiek.”
Tekst Liesbet Mallekoote