Eric de Ruijsscher: ‘De Provincie was een spin in het web’
De coronaperiode, die begon in maart 2020, had op iedereen zijn effect. Eric de Ruijsscher, voorzitter van VNO-NCW Zeeland, probeerde in die tijd aandacht te vragen voor de problemen die de beperkingen opleverden voor de ondernemers in Zeeland. “De Provincie speelde een verbindende rol en was heel benaderbaar. Iedereen was bereid een stapje extra te doen.”
Wat was de impact van de coronacrisis op de ondernemers in Zeeland?
“Die impact was groot, zeker op het moment van de eerste persconferentie van premier Rutte. Meteen daarna gingen de horeca en de detailhandel dicht en nog veel meer andere bedrijven moesten sluiten. Wat vooral veel impact had was de opeenvolging van meerdere lockdowns en de onzekerheid daaromheen. Gelukkig kwamen er wel heel snel steunmaatregelen, anders had niemand dat kunnen overleven. In mijn eigen sector, de bouw, doen we natuurlijk veel werk buiten, Voor ons gold geen gedwongen sluiting maar we moesten wel aparte schaftketen neerzetten en we hadden beperkingen op kantoor. Maar goed, dat valt natuurlijk in het niet bij al die andere ondernemers die gedwongen moesten sluiten.”
Wat heeft u ondernomen om de gevolgen zoveel mogelijk tegen te gaan?
“We hebben alle regels goed uitgezocht en protocollen opgesteld om daarbinnen te kunnen blijven werken. Als werkgeversorganisatie was het vooral informeren, informeren en informeren. We kregen veel vragen van ondernemers en we probeerden voor hen de informatie zoveel mogelijk te kanaliseren. Heel specifiek voor de ondernemers in Zeeland was het grensoverschrijdend zakendoen. België gooide op een gegeven moment de grens dicht, wat natuurlijk problemen opleverde voor bedrijven in de grensstreek. Daar hebben we extra aandacht voor gevraagd, tot in Den Haag. En we hebben problemen van de individuele ondernemers geïnventariseerd en doorgegeven richting Den Haag.”
Welke rol speelde de Provincie Zeeland daarin?
“De Provincie kwam al snel met een actieplan om met z’n allen de mogelijkheden te bekijken. Op initiatief van gedeputeerde Jo-Annes de Bat ontstond een wekelijks digitaal overleg, waarin we met elkaar konden afstemmen wat er leefde in de provincie en wat we daaraan konden doen. Die bijeenkomsten hebben we de gehele corona-periode gehad. We overlegden met allerlei partijen: met banken, met het Rijk over het sluiten van de grens, de GGD, de gemeenten, de Veiligheidsregio. Dat waren zinvolle bijeenkomsten waarbij we kort op de bal zaten. Niet dat we nou zoveel maatregelen konden treffen, maar we keken wat we samen konden doen aan voorlichting en signaleren van problemen, die we dan verderop konden aankaarten. Daarnaast heeft de Provincie extra middelen beschikbaar gesteld, met name in de ondersteuning van het SOS-programma van Dockwize. Door middel van training werden ondernemers geholpen hun bedrijfsvoering aan te passen en corona-bestendig te maken. Daar ben ik heel positief over. De Provincie is er echt mee aan de slag gegaan. Kijk, ze konden natuurlijk geen miljoenen laten stromen, maar binnen de mogelijkheden is er veel gedaan. De Provincie speelde een verbindende rol, was een spin in het web en was heel benaderbaar. Iedereen was bereid een stapje extra te doen.”
Wat zijn voor u de belangrijkste lessen uit die zware periode?
“Dat er soms iets te rigide maatregelen werden getroffen, denk ik. Het was natuurlijk allemaal bedoeld om een zorginfarct te vermijden, maar was het afsluiten van de grenzen bijvoorbeeld echt nodig? Maar ja, dat zeg je achteraf. Wat wel een positieve les is: we hebben nu gezien dat je niet meer overal per se bij hoeft te zijn. Dat geeft wel rust. Digitaal vergaderen is een uitkomst, je hoeft niet meer voor elk wissewasje het land in. En thuiswerken: ik was daar vroeger nooit zo voor, maar nu kun je binnen ons bedrijf twee dagen per week thuiswerken. Dat zijn wat mij betreft blijvertjes.”
Tekst Liesbet Mallekoote